Politie bevestigt: geen aparte registratie van moslimdiscriminatie meer
In april signaleerden we op Republiek Allochtonië dat de politie geen cijfers meer geeft over moslimdiscriminatie. Vervolgens stelden de Amsterdamse PvdA en DENK dit in de Amsterdamse raad aan de orde. Uit de antwoorden van het Amsterdamse college blijkt dat de politie inderdaad gestopt is met registratie van moslimdiscriminatie.
Interessant wordt nu wat de reactie van de Amsterdamse raad zal zijn, omdat diezelfde raad in 2015 nog een initiatief aannam waarin werd gepleit voor registratie van moslimdiscriminatie. Ook is interessant wat de reactie van enkele landelijke politieke partijen zal zijn die in hun verkiezingsprogramma’s aandacht vroegen voor deze vorm van discriminatie.
Wat is er aan de hand?
Er bestaat bij politici en bestuurders vaak enige reserve om aandacht voor een specifieke vorm van discriminatie te vragen. Alle vormen van discriminatie zijn namelijk even verwerpelijk en de uitsluitingsmechanismen die er achter zitten zijn vergelijkbaar. Het is onmogelijk en onzinnig verschillende vormen van discriminatie te vergelijken. Of je nu gediscrimineerd wordt vanwege je huidskleur, je sekse, je seksuele voorkeur, je mening, je geloof, herkomst, beperking of iets anders, het kan een enorme, soms desastreuze impact op je leven hebben. Het beleid is daarom bij voorkeur generiek en niet specifiek.
Toch brengt de actualiteit, soms in combinatie met een sterke lobby, de politiek er geregeld toe wel aandacht te geven aan een specifieke vorm van discriminatie. Om een indruk te geven: in de periode maart 2017 – juli 2020 bevatten 397 Tweede Kamerstukken het woord antisemitisme, gevolgd door onder andere leeftijdsdiscriminatie (219), moslimdiscriminatie (68), homofobie (57) en afrofobie (9).
Onderzoek
Om discriminatie tegen te gaan is onderbouwd beleid nodig en dat zou idealiter gebaseerd moeten zijn op een gedegen analyse. Daarvoor is bijvoorbeeld kwalitatief onderzoek nodig onder zowel slachtoffers als daders van verschillende vormen van discriminatie. Andere belangrijke bronnen van informatie vormen het vierjaarlijkse onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau naar Ervaren Discriminatie en de jaarlijkse cijfers van de meldpunten die discriminatie registreren. Hoewel we uit het SCP-onderzoek weten dat slechts 3% van de mensen die discriminatie ervaren daarvan melding doen, geven de cijfers van deze meldpunten wel degelijk een indicatie van de omvang, de ontwikkeling en verspreiding van vormen van discriminatie.
Die informatie is des te waardevoller wanneer deze specifieker is. Daarom wordt sinds enkele jaren antisemitisme apart geregistreerd, wordt nu – terecht – de aandacht gevraagd voor de aparte registratie van anti-zwart racisme en is er de afgelopen jaren met succes voor gepleit om moslimdiscriminatie apart te registreren.
Moslimdiscriminatie
Moslimdiscriminatie is in Nederland namelijk wel een dingetje. Uit het eerder genoemde SCP-rapport Ervaren Discriminatie 2 blijkt dat moslims tot de bevolkingsgroepen horen die de meeste discriminatie ervaren. Maar liefst 55% van de moslims had in 2018 zonder twijfel discriminatie ervaren. Inclusief degenen die niet zeker wisten of er sprake was van discriiminatie, gold dit voor twee derde van de Nederlandse moslims.
Het agenderen van moslimhaat door verschillende groeperingen heeft ertoe geleid dat deze vorm van discriminatie sinds 2014/2015 onder andere apart wordt geregistreerd door anti-discriminatievoorzieningen en de politie. Nog niet als aparte categorie zoals dat bij antisemitisme het geval is, maar wel als subcategorie van discriminatie op grond van geloof. Dat zag er in de presentatie van Discriminatiecijfers 2018 dan zo uit:
Bij de presentatie van het rapport Discriminatiecijfers 2019 bleek dit wat betreft de politie echter niet meer het geval te zijn. Dit rapport wordt jaarlijks samengesteld door Art.1 en bevat de cijfers van de politie, antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), College voor de Rechten van de Mens en MiND, het bureau dat internetdiscriminatie registreert.
Uit het rapport van dit jaar bleek dat de politie, zonder enige toelichting, opeens geen cijfers meer over moslimdiscriminatie gaf. Er werden alleen nog geregistreerde incidenten van godsdienstdiscriminatie vermeld: deze namen in 2019 toe naar 225 (ten opzichte van 173 in 2018). De politie stuurde aan de auteurs van Discriminatie in cijfers 2019 wel de beschrijving van casussen. Hieruit concludeerden deze auteurs “dat net als in voorgaande jaren een groot deel van de incidenten [van godsdienstdiscriminatie, red.] betrekking had op discriminatie vanwege het islamitische geloof. Het ging daarbij bijvoorbeeld om vrouwen die beledigd worden omdat zij een hoofddoek dragen en om mensen die op straat worden uitgescholden omdat zij voor moslim worden aangezien. Daarbij gaat het soms ook om werknemers met een publieke taak.”
Vragen in de Amsterdamse raad
Op Republiek Allochtonië stelden we deze kwestie eind april aan de orde. Vervolgens agendeerden de PvdA en DENK de kwestie in de Amsterdamse gemeenteraad. Nenita la Rose (PvdA) stelde begin mei schriftelijke vragen en DENK diende begin juli een motie in tijdens een debat in de Amsterdamse gemeenteraad. DENK-voorman Taimounti verzocht in de motie “er bij de Nationale Politie op aan te dringen moslimdiscriminatie apart te registreren.”
Op de motie reageerde de burgemeester later in deze vergadering als volgt:
Wij hebben hierover contact gehad en de politie registreert moslimdiscriminatie als discriminatie op grond van godsdienst. Tweewekelijks worden politiesystemen doorgespit en worden er kwalitatieve analyses gemaakt van de vormen van discriminatie. Moslimdiscriminatie is daarvan een vorm waarover apart wordt gerapporteerd in het jaarverslag discriminatie van de politie. De analyses van de politie brengen dus goed in kaart welke inzichten ze heeft over moslimdiscriminatie en volgens de korpsleiding van de nationale politie volstaan deze analyses en is aparte registratie van moslimdiscriminatie daarom niet nodig.
Op grond hiervan stemden alle partijen tegen de motie van DENK.
Eind augustus kwamen ook de antwoorden op de schriftelijke vragen van de PvdA binnen.
Op de vraag of het college op de hoogte is van het feit dat de politie geen aparte gegevens meer verstrekt over Moslimdiscriminatie, antwoordde het college:
Hier is enige nuance op zijn plaats. De politie rapporteert nog steeds over moslimdiscriminatie, alleen niet meer kwantitatief – op basis van cijfers- maar kwalitatief – op basis van inhoud.
Het is onduidelijk welke kwalitatieve rapportage hier wordt bedoeld. Met welke frequentie rapporteert de politie “kwalitatief op basis van inhoud”? En aan wie?
Het college geeft verder aan geen zicht te hebben op de overwegingen om geen specifieke cijfers bij te houden van moslimdiscriminatie. Wel weet het college het volgende te melden:
Bij navraag hiernaar geeft de politie aan dat dit verband houdt met een nieuwe werkwijze, waardoor het meer inspanning van de politie vergt deze gespecificeerde cijfers op te leveren. Er is daarom voor gekozen dit niet meer te doen.
Verwijzend naar de cijfers van het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA) en een kwalitatief onderzoek naar moslimdiscriminatie dat de gemeente deze zomer is gestart, laat het College weten verder geen aanvullende stappen te willen ondernemen. “Het huidige geleverde beeld van de politie is daarvoor afdoende”, schrijft het college.
Wat voor ‘beeld’ dan precies door de politie aan het Amsterdamse college wordt geleverd en of dit ‘beeld’ voor derden toegankelijk is, blijft onduidelijk. Dat het beeld “afdoende” is roept vervolgens vraagtekens op omdat de cijfers van de politie ook om andere redenen minder informatief zijn dan voorgaande jaren. Dit zal ik kort toelichten: Tot 2018 werden de discriminatie-incidenten bij de politie namelijk uitgesplitst in reguliere incidenten en incidenten tegen werknemers met een publieke taak, waaronder voor een belangrijk deel politieagenten. Deze laatste categorie, incidenten tegen werknemers met een publieke taak, wordt nu niet meer afzonderlijk door de politie gecategoriseerd, maar is opgegaan in het totaal aantal incidenten. Dat is jammer omdat nu niet meer duidelijk is hoe vaak burgers (en bedrijven en instellingen) vanwege discriminatie een melding of aangifte bij de politie deden en op basis van welke gronden.
Politieke partijen aan zet
De bal ligt nu bij de politieke partijen. Accepteren zij het dat de politie minder prioriteit geeft aan zorgvuldige registratie van discriminatie?
Om te beginnen is de reactie van de Amsterdamse raad interessant. Daar werd immers in 2015 een initiatiefvoorstel (‘Zicht op moslimdiscriminatie’) aangenomen waarin werd voorgesteld dat zowel het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam als de politie moslimdiscriminatie apart zouden gaan registreren. Het voorstel was afkomstig van D66 en de VVD. Zij schreven onder andere:
D66 en VVD willen, net zoals sinds 2014 voor antisemitisme mogelijk is (..) dat moslimdiscriminatie als aparte subcategorie kan worden geregistreerd, zowel door de politie als bij het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam. Juist in deze tijd is het belangrijk dat er zicht is op discriminatieproblematiek. D66 en VVD willen dat in kaart wordt gebracht wat de omvang van moslimdiscriminatie is, net zoals dat wordt gedaan voor andere discriminatiecategorieën. Doel van deze betere registratie is het effectiever kunnen bestrijden van deze specifieke discriminatievorm. Vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling zijn immers grondrechten, die onverkort beschermd dienen te worden door de overheid.
Vraag is nu of de Amsterdamse raad zich er, net als het college, bij neerlegt dat moslimdiscriminatie niet meer apart geregistreerd wordt. De Amsterdamse fracties van GroenLinks en DENK hebben inmiddels laten weten het er niet bij te laten en het college nadere vragen te gaan stellen.
Tweede Kamer
Interessant is ook wat de reactie in de Tweede Kamer zal zijn. Een van de initiatiefnemers van het Amsterdamse voorstel in 2015 was immers Jan Paternotte, die inmiddels namens zijn partij (D66) in de Tweede Kamer zit. D66 en verschillende andere partijen (ChristenUnie, GroenLinks, PvdA, CDA en DENK) hebben in hun verkiezingsprogramma’s specifiek aandacht gevraagd voor moslimdiscriminatie. Zeker van GroenLinks zou een reactie verwacht mogen worden. Dit was de enige partij die expliciet pleitte voor de registratie van moslimdiscriminatie. In het verkiezingsprogramma van GroenLinks stond: “Naast antisemitisme wordt ook moslimdiscriminatie apart geregistreerd.”
Wordt ongetwijfeld vervolgd.