Veel moslims in Utrecht geven aan dat ze discriminatie en stigmatisering ervaren op grond van hun geloof. Zij doen hun ervaringen op uiteenlopende plekken op, maar in het bijzonder op straat of de publieke ruimte, op de arbeidsmarkt, op internet, in winkels, op de markt, in het openbaar vervoer en in het onderwijs. Dat blijkt uit de verkennende studie ‘Utrecht is ook mijn stad!’ Cijfers en verhalen over discriminatie en stigmatisering van moslims in Utrecht die deze week is gepubliceerd. Het verkennende onderzoek werd in opdracht van de gemeente Utrecht uitgevoerd door de zelfstandige onderzoekers Jurriaan Omlo en Ewoud Butter. Het onderzoek bestond uit een survey, interviews en gesprekken met een klankbordgroep en een focusgroep.
Aan de enquête namen 585 respondenten deel die op enigerlei wijze zijn verbonden aan de stad Utrecht. Hiervan beschouwt 87% zich als moslim. De onderzoekers benadrukken dat de survey niet representatief is, maar wel een impressie geeft van de wijze waarop discriminatie en uitsluiting van moslims in Utrecht wordt ervaren.
Ervaringen met discriminatie en stigmatisering?
Van de respondenten die zichzelf als moslim beschouwen, heeft 72% wel eens te maken gehad met discriminatie op grond van hun geloof. Ook niet-moslims kunnen zich gediscrimineerd voelen op grond van hun vermeende geloof: dit geldt voor ongeveer 14% van de respondenten.
Uit het onderzoek blijkt dat islamitische vrouwen (66%) iets vaker dan mannen (64%) aangeven last te hebben van discriminatie op grond van hun geloof. Verder valt op dat ruim tweederde van de Marokkaanse Utrechters en ongeveer de helft van de Turkse Utrechters ervaring heeft met deze vorm van discriminatie.
Van de respondenten die zichzelf als moslim beschouwen, ervaart 28% geen discriminatie op grond van hun geloof. Een deel van de respondenten die geen moslimdiscriminatie heeft ervaren, sluit niet uit er toch mee te maken heeft gehad. Maar ze twijfelen dan of het wel discriminatie was, ze hebben het mogelijk gemist of zijn het vergeten, of het incident vond niet in Utrecht plaats. Sommige respondenten denken dat ze geen moslimdiscriminatie ervaren, omdat ze er niet als een moslim uitzien of geen islamitische naam gebruiken. Een laatste deel van de groep die geen moslimdiscriminatie heeft ervaren, ziet het wel in zijn/haar omgeving gebeuren en maakt zich zorgen over de wijze waarop moslims in de media worden geportretteerd. Tot slot zijn er moslims en niet-moslims die aangeven ervaring te hebben met discriminatie op grond van hun (on)geloof of herkomst door (andere) moslims.
Andere vormen van discriminatie
Van de respondenten die zichzelf als moslim beschouwen, heeft tweederde (ook) te maken gehad met discriminatie op grond van herkomst. Daarnaast geeft 13% van de moslims aan te maken te hebben met discriminatie op grond van politieke voorkeur. Vooral respondenten van Turkse herkomst (22%) geven aan met deze vorm van discriminatie te maken te hebben gehad.
Vooral op straat en in publieke ruimte
Moslimdiscriminatie of uitsluiting op grond van het geloof wordt in Utrecht door tweederde van de respondenten ervaren op straat of in de publieke ruimte. Verder wordt vaak discriminatie ervaren op de arbeidsmarkt (52%), op het internet (51%), in winkels en op de markt (40%), in het openbaar vervoer (32% en in het onderwijs (24%).
Uiteenlopende ervaringen
In het onderzoek werden de respondenten gevraagd hun ervaringen met discriminatie te delen en dat leidde tot honderden beschrijvingen van impliciete tot zeer expliciete vormen van discriminatie en stigmatisering. Uit de antwoorden blijkt volgens de onderzoekers dat het onderscheid tussen discriminatie en vooroordeel voor respondenten soms moeilijk te maken is. Wat voor de ene respondent een discriminatie-ervaring is, is voor de ander een voorbeeld van een vooroordeel en vice versa. Wanneer mensen ervaringen delen, kan dat over een discriminerende handeling gaan, maar tegelijkertijd ook over het vooroordeel dat eraan ten grondslag zou liggen.
Botsing van beschavingen
De meeste vooroordelen hebben volgens de onderzoekers te maken met terrorisme, de positie van de vrouw in de islam en criminaliteit. “Heel veel van deze vooroordelen vallen sterk in een wij-zij perspectief, vaak in de sfeer van Huntingtons Clash of Civilizations, waarin de ‘de islam’ of ‘de moslims’ en onze Nederlandse samenleving als tegenpolen worden voorgesteld.” Moslims worden dan niet beschouwd als Nederlandse burgers, maar als ‘De Ander’, die dom of achterlijk is, die niet bij ons of ‘onze manier van leven’ hoort, en soms zelfs als een bedreiging daarvan wordt ervaren.
Impact
Bijna alle respondenten gaven in meer of mindere mate aan dat discriminatie resulteert in emotionele reacties. De emotie die het vaakst genoemd werd was ‘kwaad’. Daarna was ‘vernederd’ de sterkst gevoelde emotie, gevolgd door ‘verdrietig’, ‘machteloos’, ‘ongelukkig’ en ‘onveilig’.
Na een discriminatie-ervaring geeft 22% feedback aan de persoon of de instelling door wie men zich gediscrimineerd voelde. De meerderheid, 60%, bespreekt het met vrienden of familie en bijna eenderde (31%) heeft na de ervaring van discriminatie op grond van het geloof, verder geen actie ondernomen. Een klein deel heeft van de discriminatie-ervaring melding gemaakt bij de politie (4%), een antidiscriminatievoorziening (2%) of een meldpunt islamofobie (1%).
Degenen die geen melding doen, geven hiervoor uiteenlopende redenen. Soms zijn mensen niet bekend met de mogelijkheid om te melden.De meerderheid geeft aan te denken dat melden geen zin heeft. Anderen vinden om verschillende redenen het niet de moeite om te melden. Ze vinden het bijvoorbeeld zonde van de energie, denken te weinig bewijsmateriaal te hebben of kiezen liever voor een andere strategie dan het maken van een melding.
Portretten
Het gevarieerde beeld in de wijze waarop discriminatie of uitsluiting op basis van het islamitische geloof wordt ervaren en hoe er mee om wordt gegaan, blijkt ook uit de uitgebreide portretten van 8 verschillende moslims die de studie bevat. De portretten geven een levendig beeld van de verschillende discriminerende en stigmatiserende ervaringen die mensen opdoen, de emotionele impact ervan en hoe mensen hiermee omgaan.
Aanbevelingen
De studie sluit af met 10 aanbevelingen die geformuleerd zijn door de klankbordgroep en geïnterviewden. Zo wordt onder meer aanbevolen de drempel voor het melden van discriminatie op verschillende manieren te verlagen. Ook wordt gepleit voor dialoog, het tegengaan van polarisatie en meer ondersteuning voor de slachtoffers van discriminatie. De gemeente Utrecht zou zelf het goede voorbeeld kunnen geven door steeds duidelijk te maken dat discriminatie niet getolereerd kan worden en nadrukkelijk kunnen uitdragen dat Utrechtse moslima’s, ook wanneer zij een niqaab dragen, zich veilig in de stad moeten kunnen bewegen.