Sinds ongeveer 2010 wordt in het Nederlandse parlement aandacht gevraagd voor het tegengaan van moslimdiscriminatie en moslimhaat. De discussie spitst zich steeds meer toe op de vraag of specifiek beleid noodzakelijk is. Wat gebeurde er in 2020? Ewoud Butter maakte ook dit jaar een overzicht.
Op 13 november 1993 publiceerde Het Parool het artikel ‘Twaalf maanden racisme’. In dit artikel werden minimaal tien incidenten werden genoemd waarbij sprake was van moslimhaat. In het najaar van 2001 was er sprake van een nieuwe golf aan incidenten: moskeeen waren vijftig keer doelwit van geweld en na de moord op Theo van Gogh in 2004 werden 106 gevallen geregistreerd van geweld geinsprireerd door moslimhaat. (Zie meer hier) Maar specifiek beleid voor deze vorm van discriminatie bleef achterwege. Het leidde ertoe dat Nederland hiervoor in 2008 door het ECRI op het matje werd geroepen en in 2013 bekritiseerde het ECRI de Nederlandse overheid opnieuw.
Toch kwam het onderwerp vanaf 2010 beetje bij beetje op de politieke agenda, mede dankzij groepen als Meld Islamofobie, het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie, wetenschappelijk onderzoek van met name Ineke van der Valk en tientallen publicaties op onder andere Republiek Allochtonië en het blog van antropoloog Martijn de Koning. Het kabinet Rutte II maakte in 2015 een voorzichtig begin met het ontwikkelen van beleid. Zo wordt sindsdien moslimdiscriminatie door Antidiscriminatievoorzieningen (en tot 2019 politie) apart geregistreerd. Ook besteedde het vorige kabinet aandacht aan de beveiliging van moskeeen, dat leidde onder andere tot een Handreiking Veilige Moskee, en er werd onderzoek gedaan naar de triggerfactoren van moslimdiscriminatie.
Beleid huidig kabinet
In het regeerakkoord van het huidige kabinet werd voor het eerst de discriminatie en uitsluiting van moslims expliciet genoemd: “ Voor (..) moslimhaat (..) is geen plaats in onze samenleving.”
Uit een dit jaar gepubliceerd SCP-onderzoek naar ervaren discriminatie blijkt dat moslims, samen met Turkse en Marokkaanse Nederlanders, het sterkst negatieve bejegening en ongelijke behandeling hebben ervaren. Dat was vijf jaar geleden, toen een vergelijkbaar onderzoek werd uitgevoerd, ook zo. Deze rangorde laat zich volgens het SCP ook lezen als een ‘ervaren stigmatiseringsladder’ die in onderstaande grafiek wordt weergegeven.
Specifiek beleid?
Op grond van de mate waarin door moslims discriminatie wordt ervaren en incidenten gericht tegen moskeeen, komt de vraag geregeld aan de orde of er specifiek beleid moet worden ontwikkeld om moslimdiscriminatie tegen te gaan. GroenLinks (Nevin Özütok) en DENK (Selcuk Öztürk en Farid Azarkan) vroegen hier in 2019 in moties om en verwezen daarbij naar het specifieke beleid dat wordt ontwikkeld om antisemitisme tegen te gaan. Deze moties kregen steun van D66, GroenLinks, SP, PvdA, 50PLUS, PvdD en DENK. Dat was onvoldoende voor een meerderheid.
De PvdA’ers Gijs van Dijk en Kirsten Van den Hul kregen in 2019 wel een meerderheid voor een motie waarin de vergelijking met de aanpak van antisemitisme niet werd gemaakt: zij vroegen de regering om “in gesprek te gaan met vertegenwoordigers uit de islamitische gemeenschap te gaan met als doel specifiek beleid te ontwikkelen dat bijdraagt aan het tegengaan van discriminatie van moslims.” Deze motie werd aangenomen met steun van de fracties van SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, DENK, 50PLUS, D66, VVD, CDA en ChristenUnie.
Brief van het kabinet
Op 11 november van dit jaar kwam het kabinet met een reactie. Wouter Koolmees (D66) stuurde, mede namens de minister van BZK, een brief naar de Tweede Kamer over de invulling van deze motie. In deze brief van 11 november wordt onder andere verwezen naar het eerdergenoemde SCP-rapport ‘Ervaren discriminatie II’ waaruit blijkt dat 55% van de moslims in Nederland regelmatig discriminatie ervaart. Moslimdiscriminatie treft niet alleen moslims maar ook personen die als moslim worden beschouwd, op grond van naam, uiterlijk, kleding en/of taalgebruik.
Ter aanvulling hierop: in het SCP-rapport worden twee percentages genoemd: 55% van de Nederlandse moslims ervaart zonder twijfel discriminatie op grond van geloof en 69% inclusief twijfel. Marokkaanse Nederlanders ervaren vaker discriminatie op grond van geloof (63%) dan Turkse Nederlanders (50%). Vergelijkbare resultaten kwamen naar voren uit onderzoek dat Jurriaan Omlo en ik deden naar discriminatie en stigmatisering van moslims in Utrecht.
Ook wordt in de brief van de minister verwezen naar het ‘Manifest tegen Islamofobie’. Dit manifest is opgesteld door Meld Islamofobie, S.P.E.A.K., het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie EMCEMO en IZI Solutions. Op de inhoud van het manifest wordt door het kabinet verder amper ingegaan.
Minister Koolmees laat in de brief weten dat hij naar aanleiding van de motie van Van Dijk en Van den Hul de afgelopen jaar focusgroepen heeft laten organiseren waarin met moslims en niet-moslims is gesproken over moslimdiscriminatie. Ook is er in 2019 en begin 2020 gesproken met vertegenwoordigers van verschillende moslimorganisaties. Daarnaast heeft hij het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) opdracht gegeven een verkenning uit te voeren naar de maatregelen van andere Europese landen om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Hierover later meer.
Uit de verkennende gesprekken die door het ministerie zijn gevoerd komt onder andere naar voren dat moslimdiscriminatie in het bijzonder op de arbeidsmarkt en in het onderwijs wordt ervaren. Vooral zijn er zorgen over discriminatie tegen moslimvrouwen met een hoofddoek. De lage meldingsbereidheid bij discriminerende incidenten en ervaringen werd door velen als een probleem genoemd. Negatieve beeldvorming en stereotypering van moslims, waaraan soms ook de overheid bijdraagt, worden als een grote belemmering ervaren. De gesprekspartners van het ministerie hebben aangegeven weinig bewustzijn in Nederland te ervaren over moslimdiscriminatie. Het bevorderen van sociaal contact wordt als een oplossing gezien.
Zonder dit overigens nader toe te lichten onderstrepen deze uitkomsten volgens het kabinet het “belang van een brede aanpak van discriminatie door het kabinet, welke ook toeziet op moslimdiscriminatie.” Anders gezegd: het kabinet ziet geen aanleiding voor specifiek beleid, maar zet vooral in op breed anti discriminatiebeleid waarin ook aandacht is voor moslimdiscriminatie.
Er wordt hierbij onder andere verwezen naar lopend beleid zoals het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018-2021, het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA), de aanpak van stagediscriminatie, het kabinetsbeleid dat inzet op een inclusieve leeromgeving en wederzijds begrip voor elkaars culturen en godsdiensten. Daarnaast geeft de minister aan verder in te zetten op “instrumenten, die lokale overheden ondersteunen bij de aanpak van discriminatie, waaronder moslimdiscriminatie.” Ook wordt verwezen naar vijf masterclasses waarin de ‘Handreiking antidiscriminatiebeleid voor gemeenten’ uit 2018 centraal stond en drie door SZW en Movisie geïnitieerde regionale werkconferenties voor anti-discriminatie interventieontwikkelaar. Tot slot worden handreikingen voor gemeenten ontworpen ter ondersteuning van de aanpak van discriminatie op verschillende gronden, waaronder een specifiek op moslimdiscriminatie.
Op grond van de gesprekken gaat het ministerie nog wel mogelijkheden verkennen om de aanpak tegen moslimdiscriminatie te versterken. Zo wordt een verbeteringstraject gestart gericht op de meldingsbereidheid, met ook een rol voor moslimorganisaties. Ook wordt gedacht over een conferentie over intersectionaliteit in samenhang met een traject dat gestart is naar aanleiding van de Black Lives Matter demonstraties. Verder wil de minister de stappen verkennen welke stappen de overheid zelf kan zetten in het tegenaan van stereotype beeldvorming en stigmatisering over moslims. Ook wordt in dit verband verwezen naar een verkennende studie die het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) in 2021 zal uitvoeren naar ontwikkelingen en trends in de burgerschapsbeleving van Nederlandse moslims.
Aparte registratie moslimdiscriminatie
Het kabinet gaat niet in op institutionele vormen van moslimdiscriminatie en ook niet op de registratie van moslimdiscriminatie.
Deze vorm van discriminatie werd sinds 2015 apart geregistreerd als subcategorie van discriminatie op grond van godsdienst door de politie en de antidiscriminatievoorzieningen.
De politie is hier in 2019 mee gestopt. Er is hierdoor minder zicht op deze vorm van discriminatie. GroenLinks (Nevin Özütök) heeft in de Tweede Kamer en in de Amsterdamse raad (Simion Blom en Femke Roosma) om opheldering gevraagd. Uit antwoorden van het Amsterdamse college en de minister blijkt dat moslimdiscriminatie niet meer kwantitatief geregstreerd zou worden vanwege een andere werkwijze van de politie. Het Amsterdamse GroenLinks heeft hierop eind oktober aan het Amsterdamse college gevraagd “wat die nieuwe werkwijze is en waarom dat aanleiding geeft voor het stoppen met het registreren van moslimdiscriminatie, maar niet met andere vormen van discriminatie.” Hierop is nog geen antwoord gekomen.
In het eerdergenoemde manifest wordt onder andere gepleit voor het opnemen van antimoslimracisme, moslimhaat of moslimdiscriminatie als een aparte discriminatiegrond (dus niet als subcategorie van discriminatie op grond van godsdienst) en als zodanig ook echt laten registreren door antidiscriminatievoorzieningen en de politie. Ook pleiten de opstellers van het manifest voor een landelijke coördinator voor de bestrijding van moslimdiscriminatie/islamofobie zoals er ook een vergelijkbare coördinator tegen antisemitisme is.
Initiatiefnota DENK
Deze speciale coördinator moslimdiscriminatie wordt ook voorgesteld in een initiatiefnota voor een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie die een maand geleden door Farid Azarkan naar de Tweede Kamer is gestuurd. Daarnaast stelt Azarkan nog 23 andere beslispunten voor, waaronder diverse maatregelen in het onderwijs die discriminatie en vooroordelen moeten tegengaan en onderling begrip moeten stimuleren. Verder wil hij onder andere:
- de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding (het boerkaverbod of niqaabverbod) buiten werking stellen,
- een Actieplan Aanpak Moslimdiscriminatie op laten stellen,
- een publiekscampagne tegen moslimdiscriminatie lanceren,
- in overleg met de moslimgemeenschap onderzoeken hoe de aangiftebereidheid kan worden vergroot,
- geen subsidies geven aan organisaties die zich schuldig maken aan moslimdiscriminatie,
- verbeteren van de expertise bij de politie en bij Justitie,
- mystery guests inzetten om moslimdiscriminatie op de arbeidsmarkt en woningmarkt zichtbaar te maken en
- in gesprek gaan met online platformen over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie op het internet.
Ook wil DENK meer structurele middelen voor islamitische instellingen in het kader van beveiliging.
“Islam is onderdeel van Nederland”
Opmerkelijk was de motie die Farid Azarkan op 12 november 2020 indiende waarin de Tweede Kamer werd gevraagd uit te spreken dat “de islam onderdeel is van Nederland en dat moslims volwaardige burgers zijn.” Deze motie werd gesteund door alle partijen uitgezonderd PVV, FvD en SGP. Ook de eenmansfracties Van Haga en Krol steunden de motie niet.
Aanpak in andere Europese landen
In de brief van 11 november liet minister Koolmees weten dat hij het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) opdracht heeft gegeven een verkenning uit te voeren naar de maatregelen van andere Europese landen om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Hierbij werd ook de gevraagd of bekend is of dit beleid werkt.
Op 2 december publiceerde KIS deze verkenning. De onderzoekers van KIS keken vooral naar interventies die geevalueerd zijn en hun werkzame mechanismes. Omdat het tegengaan van moslimdiscriminatie een relatief nieuw beleidsterrein is, interventies op dit terrein zelden geëvalueerd worden en beleid zo goed als nooit, werd de keuze hierdoor klein. Na consultatie van enkele experts bleef de verkenning vooral beperkt tot de aanpak van moslimdiscriminatie in één land (Duitsland) en twee steden: een middelgrote stad (Graz, Oostenrijk) en een klein multicultureel stadje (Botkyrka, Zweden) dat qua omvang iets groter is dan de helft van het Amsterdams stadsdeel Nieuw-West.
De onderzoekers constateren dat het in verschillende landen moeilijk is om moslimdiscriminatie en moslimhaat te agenderen, omdat er niet voldoende draagvlak voor is. in Duitsland lukte dit wel als onderdeel van het landelijk beleidsprogramma ‘Demokratie leben!’ waarin ongelijkheden vanuit het perspectief van de democratische rechtsstaat worden behandeld. Dit maakt het mogelijk “om kwesties aan de orde te stellen die in de politieke en publieke discussie controversieel zijn.” Hierbij moet worden opgemerkt dat moslimdiscriminatie pas aan de orde kwam in een tweede ronde, nadat in de eerste ronde aandacht was geweest voor moslimextremisme en het bevorderen van identiteit.
De onderzoekers beschrijven enkele beschrijven enkele interessante interventies (waaronder tegengaan van hatespeech in Graz) en trekken op grond van hun verkenning de conclusie dat:
…het in de huidige politieke dynamiek lastig kan zijn om een antidiscriminatiebeleid in te voeren dat binnen het politieke spectrum breed gedragen wordt. Daarom is het nodig om de risico’s rondom de uitvoering goed in de gaten te houden bij het ontwikkelen van beleid. Tevens is het aan te raden om moslimdiscriminatie onderdeel te maken van een breder beleid, zodat het tot minder weerstand leidt. Ook blijkt het effectief om beleid te formuleren langs waarden waarmee verschillende politieke partijen zich kunnen identificeren en hen mee te nemen in de formulering en uitvoering van het beleid: zoals in Graz waarmee met het thema mensenrechten een thema is gevonden waar partijen van links tot rechts zich in kunnen vinden.
Later in het concluderende hoofdstuk plaatsen ze hierbij wel de kanttekening dat het wel nodig is “om tijdens de uitvoering projecten te ontwikkelen waarin het specifiek gaat over moslimdiscriminatie; anders sneeuwt het thema onder in het bredere thema discriminatie en is er te weinig oog voor de specifieke kenmerken van moslimdiscriminatie.”
Het is de vraag in hoeverre lessen uit Duitsland, Zweden en Oostenrijk aansluiten bij de Nederlandse context. In Nederland is er, ondanks veel weerstand, toch meer ruimte gekomen om moslimdiscriminatie apart te agenderen. Dit gebeurde het afgelopen decennium met name door Kamerleden van PvdA, GroenLinks en DENK. Deze specifieke aandacht voor moslimdiscriminatie en moslimhaat was vier jaar geleden al zichtbaar in enkele verkiezingsprogramma’s, moslimhaat was door het huidige kabinet voor het eerst expliciet opgenomen in een regeerakkoord en voor een PvdA-motie die expliciet vroeg om specifiek beleid was een Kamermeerderheid. Ook bij de komende verkiezingen komt het onderwerp weer terug in de (concept) verkiezingsprogramma’s van verschillende politieke partijen (later meer).
Het weerspiegelt de voortgaande emancipatie van islamitische Nederlanders die discriminatie en stigmatisering op grond van hun geloof niet meer accepteren en dit ook politiek zullen blijven agenderen. Dat gaat zeker gepaard met forse weerstand, maar dat een meerderheid in de Tweede Kamer de motie van Gijs van Dijk en Kirsten Van den Hul steunde, geeft aan dat er, naast generiek beleid, op termijn wel degelijk ruimte lijkt te kunnen komen voor specifiek beleid zoals bijvoorbeeld bij antisemitisme terecht het geval is. Hierbij zal dan rekening gehouden moeten worden met de specifieke maatschappelijke en politieke context waarin discriminatie en stigmatisering van moslims plaats vindt. Wat betreft dit laatste is bijvoorbeeld ook het onderzoek dat wordt gedaan naar beeldvorming relevant. (Lees bijvoorbeeld Cliches domineren beeldvorming moslims op tv en Moslima. Een onderzoek naar de representatie van moslima’s in de beeldbank van het ANP)
Ervaringen elders in Europa
Door de focus op (werkzame elementen in interventoes) vallen bestuurlijke eenheden in Europa waar wel specifieke aandacht is voor moslimdiscriminatie buiten het beeld van de verkenning door KIS. Zo heeft de Europese Commissie sinds 2015 een speciale Coordinator tegen Moslimhaat, doet de Europese Unie onderzoek naar moslimdiscriminatie en heeft de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) een speciale vertegenwoordiger om moslimdiscriminatie tegen te gaan en een praktische gids met tips voor (lokale) overheden geschreven onder de titel Understanding Anti-Muslim Hate Crimes ; Addressing the Security Needs of Muslim Communities
In Engeland is bijvoorbeeld Tell MAMA (Measuring Anti-Muslim Attacks) opgezet. Dit landelijke project van Faith Matters heeft tot doel om incidenten van moslimhaat te registreren en hulp te bieden aan de slachtoffers. Daarnaast onderhoudt de organisatie een bijzonder informatieve site. Hierbij wordt met de (lokale) overheid en de politie nauw samengewerkt. Dit project kreeg aanvankelijk met financiële steun van de overheid, maar leeft nu van donaties.
Een mooi voorbeeld van de aanpak van moslimdiscriminatie op lokaal niveau is Barcelona: daar is in januari 2017 in samenwerking met de islamitische gemeenschappen een gemeentelijk plan tegen islamofobie” gelanceerd dat bestond uit 28 concrete maatregelen.
Verkiezingsprogramma’s
Tot slot een vooruitblik. De Tweede Kamer zal zich binnenkort buigen over de initiatiefnota van DENK en in maart zijn er weer verkiezingen. In de (concept) verkiezingsprogramma’s van PvdA, D66, DENK en BIJ1 wordt specifiek aandacht gevraagd voor moslimdiscriminatie. Dat waren dezelfde partijen die vier jaar geleden hiervoor aandacht vroegen, net als de ChristenUnie en GroenLinks. De programma’s van de ChristenUnie en nieuwkomer NIDA zijn bij het schrijven van dit stuk nog niet bekend. In het concept verkiezingsprogramma van GroenLinks ontbrak moslimdiscriminatie aanvankelijk, maar de leden van GroenLinks kunnen volgende week steun geven aan een amendement over moslimdiscriminatie (blz. 151) waarin onder andere wordt voorgesteld Moslimhaat als een aparte vorm van racisme te erkennen.
Grote delen van dit blog zullen ook worden opgenomen in de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie die ik samen met Roemer van Oordt en Ineke van der Valk schrijf. Deze monitor, waarin specifiek zal worden ingegaan op discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt, verschijnt begin 2021.
Update 15 december 2020:
KIS heeft op 14 december enkele formuleringen in haar rapport iets gewijzigd. Onder andere op grond hiervan heb ik ook de tekst over dit rapport aangepast. Verder is de tekst toegevoegd over de motie van Farid Azarkan waarin werd uitgesproken dat de islam een onderdeel van Nederland is.