De Nederlandse politie heeft, in tegenstelling tot voorgaande jaren, geen cijfers beschikbaar gesteld over het aantal meldingen dat in 2019 door de politie is ontvangen van incidenten van moslimdiscriminatie. Dat is één van de 7 conclusies die ik trek uit de rapportage Discriminatiecijfers 2019. Verder valt onder andere op dat de rapportage van de politie ook op andere vlakken aan transparantie heeft ingeboet en dat het aantal registraties van discriminatie op internet laag blijft. Tot slot doe ik een oproep niet alleen te investeren in het vergroten van meldingsbereidheid.
Het landelijk rapport Discriminatiecijfers 2019 is samengesteld door Art.1 in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de politie, in samenwerking met Discriminatie.nl (de landelijke vereniging van antidiscriminatievoorzieningen). Dit is de vijfde editie van deze rapportage, waarin de cijfers zijn verwerkt van de politie, antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), College voor de Rechten van de Mens en MiND, het bureau dat internetdiscriminatie registreert. Het is opnieuw een dik, maar helder geschreven rapport geworden. Complimenten aan de auteurs dus. Een paar conclusies.
1. De toename van het aantal meldingen is een trendbreuk na jarenlange daling
De antidiscriminatievoorzieningen ontvingen 4.382 incidenten. Dit betekende een toename van 1,4 procent. Iets groter was de toename bij het College voor de Rechten van de Mens dat 541 verzoeken ontving om een oordeel (plus 6 procent) en 3.529 vragen en meldingen (plus 11 procent).
De grootste toename vond plaats bij de instellingen waar de laatste jaren juist sprake was geweest van de grootste afname in meldingen. Bij de politie steeg het aantal registraties met 17 procent tot 5.487 incidenten, inclusief incidenten gericht tegen werknemers met een publieke taak en MiND ontving 692 meldingen van discriminatie op internet (plus 19 procent).
De toename bij de ADV’s lijkt volgens de opstellers van het rapport vooral het gevolg van een aantal incidenten die veel maatschappelijke en politieke aandacht kregen. Zo worden in het rapport de ophef over de (homofobe) Nashville-verklaring genoemd, het voorkeursbeleid voor vrouwelijke sollicitanten van de TU Eindhoven en het plan om kunstmatige inseminatie voor lesbische en alleenstaande vrouwen niet meer te vergoeden uit de basisverzekering. Deze discussies leidden tot aanzienlijk meer meldingen bij antidiscriminatievoorzieningen. Ook worden de aandacht voor discriminatie op de arbeidsmarkt, racistische spreekkoren op de voetbaltribunes en de discussie over zwarte piet genoemd.
2. Minder transparantie over cijfers van politie
De stijging bij de politie is opmerkelijk, zeker omdat er in de periode 2014-2018 nog sprake was van een afname met maar liefst 40% (!) van het aantal meldingen. Voor deze toename van het aantal incidenten in 2019 bij de politie wordt in Discriminatiecijfers 2019 geen duidelijke verklaring gegeven.
De cijfers van de politie zijn overigens sowieso wat minder transparant dan voorgaande jaren. Tot 2018 werden de discriminatie-incidenten bij de politie namelijk uitgesplitst in reguliere incidenten (waaronder ook eigen waarnemingen van agenten tijdens dienst, zonder dat zijzelf daar persoonlijk het slachtoffer van waren) en incidenten tegen werknemers met een publieke taak, waaronder voor een belangrijk deel ook politieagenten. Deze laatste categorie, incidenten tegen werknemers met een publieke taak, wordt nu niet meer afzonderlijk gecategoriseerd, maar is opgegaan in het totaal aantal incidenten.
Dat is jammer omdat dit door dit onderscheid in het verleden uit de politiecijfers beter een beeld ontstond hoe vaak burgers (en bedrijven en instellingen) vanwege discriminatie een melding of aangifte bij de politie deden en op basis van welke gronden. Die informatie blijft nu achterwege.