In het vorige deel werd kort beschreven dat er vanaf de Rushdie-affaire in 1989 steeds meer aandacht van de Nederlandse pers voor hier woonachtige moslims kwam. Vanaf dat moment verschenen ook de eerste onderzoeken naar de wijze waarop over moslims door de Nederlandse pers werd bericht. In dit tweede deel kijk ik naar een selectie van het onderzoek dat tot en met 2006 werd gepubliceerd.
Context: Clash of Civilizations
In de jaren ’90 nam de aandacht voor de islam en moslims in Nederlandse media verder toe. Dat gebeurde niet alleen in de buitenlandrubrieken, zoals ten tijde van de Eerste Golfoorlogen de oorlog in voormalig Joegoslavië, maar ook op de pagina’s met het binnenlandse nieuws en op de opiniepagina’s.
Vanaf de jaren ’90 werd in de publieke discussie ‘de islam’ steeds meer tegenover ‘het westen’ gesteld, waarbij beide beschavingen vaak als uniforme, statische eenheden werden voorgesteld. Deze tegenstelling vormde ook een belangrijk onderdeel van het in 1993 door de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington gepubliceerde artikel Clash of Civilizations (Botsende Beschavingen) dat later werd uitgewerkt in het boek The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order.
Volgens Huntington zou het einde van de Koude Oorlog tot gevolg hebben dat geopolitieke conflicten niet langer zouden voortkomen uit ideologische botsingen, maar uit culturele en religieuze verschillen. Huntington zag vooral een botsing tussen enerzijds het (christelijke) Westen en anderzijds de islam. Hij schreef onder andere: “Als moslims beweren dat het Westen oorlog voert tegen de islam en als westerlingen beweren dat islamitische groeperingen oorlog voeren tegen het Westen, dan mogen we de conclusie trekken dat er inderdaad zoiets als een oorlog gaande is.”
Na Mohammed Rasoel en Frits Bolkestein, spraken bijvoorbeeld ook Pim Fortuyn en Paul Scheffer in hun eigen woorden over een Clash of Civilizations. De socioloog Pim Fortuyn waarschuwde in 1996 in zijn boek ‘Tegen de islamisering van onze cultuur’ voor de opkomst van de (fundamentalistische) islam die een bedreiging zou kunnen gaan vormen voor verworvenheden zoals de scheiding van kerk en staat, de gelijke omgang tussen de seksen, de vrijheid van homoseksuelen en de gelijkwaardigheid van kinderen en volwassenen. De (vermeende) ‘islamisering’ van de Nederlandse samenleving zoals die door Fortuyn was geagendeerd, zou vanaf 2006 ook een van de belangrijkste agendapunten worden van Geert Wilders.
Paul Scheffer waarschuwde in 2000 in zijn artikel het Multicultureel Drama in het NRC voor de afstand tussen de gangbare omgangsvormen in Nederland en het normbesef binnen de islamitische gemeenschappen. Ook uitspraken van de Rotterdamse imam el Moumni over homoseksualiteit leidden tot een verhit debat over de vraag of het gedachtegoed van de islam verenigbaar is met de ‘westerse waarden’. Er volgden aanklachten tegen El Moumni, die uiteindelijk toch werd vrijgesproken.
Het idee van een ‘clash of civilizations’ werd tegelijkertijd ook omarmd door terroristen van islamitische huize. Mede dankzij een toename in het Westen van aanslagen van deze groep terroristen werden ‘de westerse beschaving’ en de “islamitische beschaving” steeds scherper tegenover elkaar gesteld. Nadat George Bush de aanslagen van 11 september 2001 een aanval op de westerse beschaving noemde, werd dit frame, in verschillende bewoordingen, herhaald bij alle aanslagen die daarna werden gepleegd door terroristen van Al Qaida en later IS in het Westen (Madrid, Londen, Parijs, Brussel). Sinds 2001 is er sprake van een duidelijke toename van het aantal berichten over moslims en de islam zoals ook onderstaande grafiek laat zien.
Pim Fortuyn
In 2001 meldde Pim Fortuyn zich als politicus en pleitte hij onder andere voor een koude oorlog met de islam, die hij beschouwde als een áchterlijke cultúúr. In een interview met de Volkskrant stelde hij “Als ik het juridisch rond zou kunnen krijgen, dan zou ik gewoon zeggen: er komt geen islamiet meer binnen”.
Nadat Fortuyn op 6 mei 2002 was vermoord door de milieu-activist Volkert van de Graaf ging Ayaan Hirsi Ali zich roeren in het publieke debat. Zij stelde in verschillende interviews onder andere dat het merendeel van de islamitische vrouwen werd onderdrukt, dat de islam een achterlijke cultuur was en dat de profeet Mohammed naar Westerse maatstaven een perverse tiran was. Ze moest vanwege vele bedreigingen vervolgens eind 2002 onderduiken. In 2003 kwam ze voor de VVD in de Tweede Kamer en in 2004 maakte samen met publicist en filmmaker Theo van Gogh de film Submission over de positie van de vrouw in de islam. De vertoning van de film leidde opnieuw tot bedreigingen en uiteindelijk tot de brute moord op 2 november 2004 op Theo van Gogh. Moordenaar Mohammed Bouyeri priemde met een mes een ‘Open Brief aan Hirsi Ali’ op het lichaam van Van Gogh. Hirsi Ali moest hierna opnieuw onderduiken.
In hetzelfde jaar, 2004, nam Geert Wilders afstand van de VVD en ging hij verder als Groep Wilders. Sindsdien leeft hij onder permanente beveiliging. Wilders liet onder andere weten moskeeen te willen afbreken, waarschuwde voor een tsunami van islamisering, pleitte voor een verbod op nieuwe islamitische scholen en moskeeën, voor een kopvoddentax en Wilders liet ook weten de Koran, in zijn ogen een fascistische boek of “het islamitische Mein Kampf”, te willen verbieden. In 2006 komt hij met zijn nieuwe partij, de PVV in de Tweede Kamer.
In hetzelfde jaar is er ook internationaal veel ophef naar aanleiding van twaalf spotprenten van de profeet Mohammed die de Deense krant de Jyllands-Posten een jaar eerder had geplaatst. Naar aanleiding van de Deense cartoonaffaire verliezen wereldwijd ongeveer 100 mensen het leven.
Onderzoek
Vanaf 2004 verschenen er ook weer publicaties waarin verslag werd gedaan van onderzoek naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims.
Interessant is het SCP-werkdocument Moslim in Nederland van Karin Phalet en Jessika Terwal (2004). Zij onderzochten de publieke discussie over de islam in Nederland op grond van een analyse van 866 artikelen in de Volkskrant tussen 1998-2002 over moslims en Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Helaas zijn de artikelen uit twee belangrijke periodes buiten beschouwing gelaten: artikelen naar aanleiding van het essay Het multiculturele drama van Paul Scheffer en de artikelen volgend op de aanslagen van 11 september 2001 ontbreken.
Toch bleef er voldoende interessant materiaal over om onder andere de volgende conclusies te trekken:
- Ongeveer een derde van de 866 artikelen ging over religie en tweederde van de artikelen ging over andere onderwerpen die in relatie stonden met Turkse en Marokkaanse Nederlanders. De aandacht voor de islam wel toe tot 44%, vooral naar aanleiding van de zogenaamde El Moumni affaire.
- 53% van de artikelen over de hele periode betrof feitelijk nieuws en 47% opiniestukken. Die laatste categorie nam toe van 38% in 1998 tot 56% in 2002. De toename van de opiniestukken duiden de onderzoekers als een toename van de politisering van het thema.
- Bij de 866 artikelen waren in totaal 1456 actoren betrokken. De verhouding tussen geciteerde mannen en vrouwen was zeer ongelijk: bijna drievierde van die actoren is man, eenvierde is vrouw. Onder Nederlanders met een migratieachtergrond en Marokkaanse Nederlanders waren vrouwen beter vertegenwoordig dan onder Turkse Nederlanders en autochtonen.
- Van alle actoren was 61% autochtoon, 15% Marokkaanse Nederlander, 11% Turkse Nederlander, 9% Nederlander met migratieachtergrond zonder vermelding van de herkomst en 3% werd gevormd door actoren met een andere achtergrond (bv. Koerdisch, Iraans, Egyptisch).
- in opiniestukken lag het aandeel autochtonen nog hoger: op 75%. De onderzoekers stellen dan ook dat de discussie over islam en de multiculturele samenleving op de opiniepagina’s van de Volkskrant wordt gevoerd door autochtone opiniemakers en briefschrijvers
- Het aantal artikelen waarin de geïnterviewde persoon door de schrijver van het artikel expliciet wordt gepresenteerd als moslim, is zeer beperkt. De presentatie van moslims in het nieuws verloopt vaak primair via etnische categorisatie: personen die worden geïnterviewd over hun moslim-zijn worden in de eerste instantie vooral geïntroduceerd als lid van een bepaalde etnische groep.
- Personen die spreken namens Turkse, Marokkaanse, islamitische organisaties en andere organisaties vormden 14% van alle actoren. De meest geciteerde Turkse organisaties in die periode waren Milli Görüs (25 keer)en het Inspraak Orgaan Turken (11 keer). Bij Marokkanen is de diversiteit groter: Towards a New Start (5 keer), Werkgroep Marokkaanse Amsterdammers (3 keer), Samenwerkingsverband Marokkanen en Tunesiërs (7 keer), de Ummon (3 keer), en het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland (3 keer)